Oorlog in de Sahel

In de voorbije 20 jaar zijn oude steden als Kabul, Bagdad, Damascus, Sana en diverse andere steden, vooral in Syrië en Jemen, zwaar beschadigd. Dreigt deze golf van geweld nu ook verder op te rukken naar de Hoorn van Afrika en de landen rond de Sahara? Eritrea en Ethiopië hebben de strijdbijl begraven, maar er dreigen meer conflicten in de Hoorn van Afrika. Na het instorten van het centrale gezag in Libië zijn vele Toearegs met hun wapentuig gevlucht naar Niger en Mali. Er zijn felle gevechten gevoerd om een onafhankelijke staat voor de Toeareg gemeenschap te stichten in het noorden van Mali. Hoewel Mathieu geen duidelijk beeld heeft van de feitelijke situatie ter plekke is het voorlopig wel duidelijk dat de stichting van deze nieuwe Staat Azawad botst met de belangen van de huidige regering in Bamako.

Na het verdrijven van Al Qaida en DAESH (IS) uit Afghanistan en Irak en Syrië hebben zich diverse gewapende groeperingen gevormd in de SAHEL van Afrika. Vele leiders van deze groeperingen zijn erin geslaagd om buiten schot te blijven en slagen er kennelijk in om instructies door te geven aan de leden van hun milities. Vooral Boko Haram heeft in Nigeria talrijke wrede aanslagen gepleegd waarbij ook vele burgers gedood of verminkt zijn. Ook in Tsjaad, Niger, Burkina Faso en Mali hebben deze groeperingen in dorpen en steden toegeslagen en deze brede golf van geweld lijkt zich verder uit te breiden naar Benin, Togo, Ghana, Ivoorkust, Liberia, Guinée, Senegal en Mauritanië.

Men kan stellen dat na 2000 in deze brede gordel van de SAHEL diverse milities zijn gevormd om het centrale gezag, vooral in Nigeria en Mali, te bedreigen. Mathieu heeft zeker niet de pretentie om een zinnige verklaring te berde te brengen voor deze betrekkelijk recente ontwikkeling in deze brede regio van Afrika. Wel heeft hij in de voorbije 50 jaar een ruim aantal gesprekken gevoerd met lokale leiders en hoofden van huishoudens in steden en dorpen, dwalend rond de SAHARA. Deels over de verhoudingen tussen de vooral qua taal te onderscheiden bevolkingsgroepen en deels ook over hun sympathie of afkeer van de voormalige koloniale heersers, die ook thans nog een belangrijke invloed hebben op sociaal, economisch en cultureel terrein. Met een terugblik op deze gesprekken is het beeld gegroeid dat de onderlinge betrekkingen tussen de bewoners weinig te wensen overliet.

Met veel humor trad men elkaar tegemoet, ieder met zijn eigen begroetingsceremonie, taal en tradities, diverse gerechten voor de maaltijden en inrichting van de woonruimte. Zelden observeerde hij fricties of openlijke kleinering van personen die tot een andere groep behoorde en een andere taal spraken. Dat zal stellig wel soms het geval zijn geweest, maar dat laat je niet blijken tijdens of in de nabijheid van een buitenstaander, wat Mathieu natuurlijk wel was tijdens zijn verblijf. Echter, zodra onderwerpen aan de orde kwamen die betrekking hadden op de koloniale periode in de voorbije eeuw veranderde de toon van het gesprek. Een wijze medicijnman maakte hem duidelijk dat hij in deze periode voorzichtig te werk moest gaan omdat de toepassing van zijn kennis met argwaan werd gevolgd door de koloniale macht.

Zanda

De koning van het Mossi-volk, de Mooro Naba, werd in feite beperkt tot een culturele rol in het schaakspel met de koloniserende macht Frankrijk. Zijn rechterhand, de Larlé Naba, liet in een lang gesprek duidelijk zijn ongenoegen blijken dat Frankrijk rond 1960 feitelijk haar eigen opvolgers had gekozen, die overwegend in Franse dienst waren opgeleid. Nadat president Charles de Gaulle zijn troepen had opgedragen de wapens in Algerije neer te leggen en de terugtocht te aanvaarden, konden de Franse kolonies ook kiezen voor onafhankelijkheid. De Larlé had nooit begrepen waarom het gezag van de Mooro Naba niet was hersteld. Dit gezag had 7 eeuwen stand gehouden waarvan enkel de laatste 70 jaar Frankrijk met militair geweld het beheer over het Mossi-rijk had afgedwongen. Hij had al eerder zijn opvattingen verteld aan de Amerikaanse antropoloog Skinner die in een interessant boek de historie van dit roemruchte volk heeft beschreven (The Mossi of the Upper Volta, Stanford University Press, 1964).

In 1992 is in Maastricht een fraaie tentoonstelling gepresenteerd “Kings of Africa”. Prins Claus der Nederlanden schreef in het voorwoord: “De politieke macht blijft te allen tijde het bezit van de gemeenschap. Koningen en notabelen zijn geen onafhankelijke potentaten, maar veeleer beheerders van ambten.” In de inleiding van het boek wordt gesteld dat gelijkheid en gerechtigheid de hoogste waarden zijn en beschouwd kunnen worden als de noodzakelijke voorwaarden voor vrede en samenwerking, niet enkel in egalitaire samenlevingen, maar ook in vele oude koninkrijken in Afrika.

Met de steun van de Larlé Naba heeft Mathieu rond 1980 aan 100 hoofden van huishoudens in de wijk Wagadogo 3 planvarianten voorgelegd. Dit betrof de herinrichting van hun woongebied. De kavels die zij van de beheerder van de grond vele jaren eerder toegewezen hadden gekregen varieerden in omvang van 100 tot 1500 m². Het was verrassend dat 3 van de 4 huishoudens koos voor de variant waarbij de beschikbare ruimte voor woonkavels zo egalitair mogelijk verdeeld was en wel zodanig dat alle huishoudens in de betreffende woonwijk konden blijven. Zij slaagden erin om binnen één jaar hun wijk her in te richten in onderling overleg en wederzijdse assistentie. Toen president Sankara kennis had verkregen van dit experiment gaf hij in 1985 opdracht om alle “spontane” nederzettingen via deze werkwijze her in te richten. In 4 jaar tijd kwamen 60.000 legale woonkavels tot stand in de hoofdstad Ouagadougou.

Een donatie van 5 miljoen gulden van Nederland werd in een roulerend fonds gestopt om de benodigde publieke tappunten voor water en enige onverharde wegen te realiseren.

Na toewijzing van de kavel had iedere huishouding de verplichting om 25.000 CFA (€ 38) te storten in het roulerend fonds. Deze verplichting werd gehonoreerd door de huishoudens; vooral ook omdat zij op deze wijze een door de gemeente erkende woonvergunning konden verwerven.

Thomas Sankara had zich ontpopt als de president die een eigen koers in Burkina Faso wilde volgen. Hij nam duidelijk afstand van de koloniale wetgeving en koos voor de oprichting van rechtspraak door gekozen burgers om vooral corruptie te bestrijden. Tijdens het bezoek van president Mitterand in 1986 sprak hij in heldere termen de wens uit dat Frankrijk haar postkoloniale ambities op korte termijn zou afbouwen. Toen Sankara op 15 oktober 1987 werd vermoord door zijn “kameraad” Blaise Compaoré, was het de publieke opinie in Ouaga wel duidelijk dat de opdracht voor deze moord in Parijs gezocht moest worden. Al 33 jaar heeft de weduwe van Sankara gepoogd opheldering te verkrijgen over deze laffe moord.

Blaise Compaoré nam de macht over, liet zijn twee medestanders Henri Zongo en Jean-Baptiste Lingani in 1989 ook uit de weg ruimen en bleef daarna de gewillige zetbaas van Frankrijk.

Journalist Norbert Zongo die de dubieuze affaires van broer François Compaoré aan het naspeuren was werd koelbloedig vermoord, samen met 3 vrienden.

Tijdens de volksopstand in Burkina Faso in 2014 moest president Blaise Compaoré razendsnel zijn biezen pakken en vluchten met zijn gevolg richting Togo. Omdat het duidelijk werd dat hij de grens niet zou kunnen passeren, heeft Frankrijk hem met een helikopter van de weg geplukt en is hij samen met zijn Ivoriaanse vrouw gehuisvest in een fraai paleis in Ivoorkust. Zijn vrouw was lid van de familie van de toenmalige president van Ivoorkust, die nauwe connecties onderhield met Mitterand in Parijs.

Een Britse onderzoeker heeft in 2016 gepoogd om inzage te krijgen in het dossier rond de moord van Sankara, maar botste in Parijs overwegend voor gesloten deuren. Ook de procureur in Burkina Faso, die na het vertrek van Compaoré, opheldering poogt te verschaffen, stuit voortdurend op barrières in dit proces. Via YOU TUBE en publicaties in “Le Monde Afrique” is ruime aandacht besteed aan de opvattingen van Sankara en de botsingen met het post-koloniale beleid van Frankrijk in de Sahel.

Dit beleid wordt toegepast door meestal in Frankrijk goed opgeleide, militairen en politici, die de scepter zwaaien in Burkina Faso, Mali, Niger, Ivoorkust en Senegal. Dat Frankrijk op 30 oktober 2014 besloot om Blaise Compaoré te hulp te schieten, nadat hij dringend moest vluchten met zijn gevolg uit zijn paleis in Ziniaré, werd in Ouagadougou duidelijk opgevat als een inmenging in de strijd van het volk. Wrevel over het Franse beleid in de voormalige kolonies is onmiskenbaar. Vijf jaar na het vertrek van Blaise is in Ouagadougou de balans opgemaakt door het CDAIP (de bundeling van de actiegroepen die bij de volksopstand in 2014 nauw betrokken waren). Dat geeft een weinig florissant beeld van het land. Van de hoog gespannen verwachtingen is weinig terecht gekomen. De corruptie is niet serieus aangepakt, er zijn weinig perspectieven voor de jongeren, de beperking van de rechten om te demonstreren en kritische geluiden te laten klinken en de dramatische aanslagen in diverse steden en dorpen met als gevolg dat het derde deel van het territoir van Burkina Faso feitelijk niet meer onder controle staat, geeft een somber beeld van de toestand in dit land in 2020.

Een belangrijke oppositiegroep, (Balai Citoyen, de bezem van de burger) geeft Frankrijk ook een veeg uit de pan: “Nos Pères à l’indépendance juridique se sont battus pour qu’il n’y ait pas de bases militaires dans notre pays. Rien ne justifie aujourd’hui la complicité flagrante, des gouvernants actuels, avec l’invasion militaire française au motif de lutte contre le terrorisme dont les résultats ne sont nullement et d’aucune manière, visibles. Nous interpellons à cet effet les Autorités à revoir la forme et le fond de la coopération militaire dans le cadre de la lutte contre le terrorisme. Aucun pays ne peut confier sa défense à un autre sans être le vassal de celui-ci.” (SIDWAYA – 28-10-2019)

Op 3 juni 2020 werd Abdelmalek Droudkel, Emir van Al Qaïda in de Maghreb door Franse troepen, met steun van de VS, doodgeschoten in het noord/oosten van Mali in Adrar des Ifoghas. Wie was Abdelmalek? In 1990, 20 jaar oud, was hij student aan de universiteit van Blida in Algerije. Hij werd ingenieur en sloot zich aan bij het Front Islamique du Salut, FIS. In 1992 won het FIS de verkiezingen in Algerije maar deze werden niet geaccepteerd door het leger van dit soevereine land, sedert 1962. Een vreselijke burgeroorlog brandde los, waarbij het leger gesteund werd door Franse troepen en waarschijnlijk ook van de CIA van de Verenigde Staten.

Tijdens deze oorlog werden ook 13 monniken vermoord. Deze wandaad werd in de schoenen geschoven van de FIS. Echter, deze laffe moord werd en wordt nog steeds sterk betwijfeld en kan ook gepleegd zijn door het Algerijnse leger, met als doel deze moord toe te dichten via de media aan het FIS om de steun van Frankrijk te behouden. De film die over deze moord is gemaakt, geeft geen oordeel maar laat de schuldvraag open voor nader onderzoek. Enige jaren geleden heeft president Sarkozy opdracht gegeven om de geheime documenten over deze moord en de mogelijke rol van het Franse leger beschikbaar te stellen voor nader onderzoek. Daarna niets meer over gehoord.

Nadat het leger in Algerije de macht had overgenomen, verdween Abdelmalek met zijn medestanders in een ondergronds netwerk in de bergen van Algerije, onder meer in Tebessa, aan de grens met Tunesië. Hij werd de leider van Al Qaïda in de Maghreb. Gelet op zijn achtergrond zal hij gezworen hebben om alles in het werk te stellen om de postkoloniale invloed van Frankrijk in Algerije en ook in de Sahel te bestrijden. Frankrijk en de VS zijn zich stellig bewust van deze ondergrondse netwerken die steeds meer steun verwerven bij de lokale bevolking in deze landen rond de Sahara.

De opvattingen van Thomas Sankara om dit post-koloniale beleid terzijde te schuiven werd en wordt waarschijnlijk breed gedragen in diverse landen rond de Sahara. In 2017 verscheen in Parijs het fraaie boek: “L’art de perdre” van Alice Zeniter. De schrijfster is de kleindochter van haar opa die geboren en getogen was in Algerije. Deze opa was in Franse militaire dienst geweest, had in de Tweede Wereldoorlog meegevochten om Europa te bevrijden, maar moest in 1962 haastig vluchten uit zijn geliefde Kabylië. Na een heftige strijd tussen het bevrijdingsfront FLN en het Franse leger, had president Charles de Gaulle, besloten om de onafhankelijkheid van Algerije te erkennen en zijn troepen terug te trekken. Ook bood hij lokale leiders in West-Afrika aan om te kiezen voor onafhankelijkheid. Nadat de Gaulle van het politieke toneel verdween, bleek al snel dat de traditionele leiders, zoals de Moro-Naba in Ouaga, achter het net visten. De politieke macht kwam in handen van Frankrijk welgezinde militairen en ambtenaren. De Larlé Naba maakte Mathieu duidelijk dat dit beleid van Frankrijk zeker niet gedeeld werd door de overgrote meerderheid van de bevolking in het koninkrijk van de Mossis.

Nu, 60 jaar later, liggen de kaarten anders op tafel want diverse dorpen zijn opgeslokt door de omvangrijke metropool Grand Ouaga dat een territoir van circa 300.000 hectare beslaat, met om en nabij 2,5 miljoen inwoners.

Bij de overdracht van de politieke macht in 1960 waren er circa 60.000 inwoners gevestigd in de gemeente Ouagadougou en in de 100 dorpen in dit territoir naar schatting circa 40.000. De traditionele chefs hadden een ruime soevereine macht over het beheer van de grond, de lokale markt en de uitvoering van bescheiden projecten in deze Mossi-dorpen. Vooral tijdens de hongersnood in 1973 en ook in 1985 zijn talrijke families als “water en broodvluchtelingen” neergestreken bij familie in Ouagadougou of hebben zich met steun van de traditionele chefs kunnen vestigen in omvangrijke “spontane” nederzettingen in het nabije ommeland. Ook de Larlé had vele families gevestigd in zijn territoir. In de wijk Hamdalaye konden de Peul zich vestigen met hun koeien waarmee zij dagelijks op stap gingen in de wijde omgeving om voedsel en vooral ook water te vinden voor hun dieren. Het is te hopen dat deze trektochten niet tot conflicten zullen leiden met de Mossi- families in deze dorpen, die vooral op een goede graanoogst rekenen in het najaar. Hongersnood ligt ieder jaar op de loer.

Via Le Monde Afrique, Jeune Afrique en andere media volgt Mathieu de ontwikkelingen in de landen rond de Sahara, met specifieke aandacht voor de snel voortschrijdende urbanisatie. Google Earth stelt hem in staat om summier de wijzigingen met betrekking tot het gebruik van de ruimte waar te nemen in deze eeuw. De recente satellietbeelden van Google Earth van 5 februari 2020 geven een goed beeld van de omvangrijke toename van de bebouwing in het territoir van Grand Ouaga, in vergelijking tot eerdere beelden van 10 en 20 jaar geleden.

Ruim 4 jaar worden vooral Burkina Faso en Mali geteisterd door brute aanslagen. Deze worden toegeschreven aan groeperingen die aan Al-Qaida en DAESH (IS) zijn gelieerd. Het leger in deze beide landen moeten zware verliezen incasseren en zijn niet in voldoende mate in staat dorpen en steden te beschermen. Legerposten worden koelbloedig aangevallen. In het noorden en oosten van Burkina Faso zijn diverse scholen en kerken het doelwit geweest en leerkrachten en priesters zijn vermoord. Het onderwijs in de Franse taal is kennelijk in strijd met de opvattingen van deze gewapende groeperingen. Onderwijzers zijn op grote schaal gevlucht. Jongens worden ingelijfd in hun gelederen of slagen erin om te vluchten naar familie elders in het land. Vaak komen zij dan in het ommeland van Ouagadougou terecht, waar zij pogen weer een bestaan op te bouwen.

Waar gaat dit heen? Wat willen deze groeperingen bereiken op korte of langere termijn? Wat zijn de belangen van Frankrijk om 5100 militairen in te zetten in Mali en ook elders in de Sahel? In het noorden van Mali pogen Toearegs al vele jaren een autonome status te verkrijgen, maar de door Frankrijk ondersteunde regering in Bamako heeft zich hiertegen altijd verzet. Het streven naar hun eigen Staat Azawad is tot heden een illusie gebleven.

Sahel en Sahara in Afrika

Mathieu herlas het boek van Alice Zeniter waar de harde strijd van het FLN tegen het Franse leger beschreven wordt. Daar lees je op bladzijde 125 dat Charles de Gaulle in 1960 een referendum heeft aangekondigd over de zelfbeschikking van Algerije. Op 8 januari 1961 heeft het Franse volk met een ruime meerderheid dit referendum aanvaard en op 19 maart 1962 hebben beide partijen hun wapens neergelegd. In de Verdragen van Evian heeft het FLN de eis gesteld dat Algerije zijn onafhankelijkheid terugkrijgt, na 142 jaar!!

Echter, in deze verdragen is ook ruime aandacht besteed aan de Franse eisen, alvorens het veld te ruimen. Deze eisen hadden betrekking op de mijnrechten en de exploitatie van koolwaterstoffen die Frankrijk niet wilde prijsgeven aan de soevereine Staat Algerije. Frankrijk kon ook gebruik blijven maken van enige vliegvelden en ruimten voor militaire installaties. Het lijkt er verdacht veel op dat Frankrijk in Algerije heerser wilde blijven over de kostbare schatten die op ruime diepte in de Sahara konden worden ontgonnen. Frankrijk was ook bereid om in 1960 de soevereiniteit in Niger, Boven Volta (vanaf 1984 werd dit Burkina Faso) en Mali over te dragen aan de door Frankrijk opgeleide politieke en militaire elite. Met deze hen welgezinde regeringen konden gunstige contracten worden afgesloten voor de exploitatie van grondstoffen. Vooral de winning van uranium is cruciaal voor de productie van elektriciteit in de kerncentrales in Frankrijk. Men tast in het duister in welke mate de lokale leiders in deze soevereine landen zelf profijt hebben getrokken van deze contracten.

Van de naar schatting 3 miljoen Toearegs, verdeeld over de landen van de SAHEL, (Libye, Algerije, Niger, Burkina Faso en Mali) verbleef in 2019 ruim 80% in het noorden van Mali. De Sahara is mogelijk al ruim 5000 jaar het woon- en leefgebied van de Toearegs. Op 6 april 2012 heeft het MNLA, het bevrijdingsfront van de Toearegs, de soevereiniteit uitgeroepen van AZAWAD.

Dat werd niet aanvaard door de regering in Bamako en Frankrijk was bereid militaire steun te verlenen om de soevereiniteit van Mali niet aan te tasten, noch door het MNLA, noch door diverse groeperingen die met grof geweld de SHARIA wetgeving wensten in te voeren.

Thans in 2020, lijkt verwarring en onveiligheid te heersen in dit wespennest, deels in de Sahara en ook in de Sahel. De Toearegs zullen hun streven naar de vestiging van AZAWAD naar verwachting voortzetten in de komende jaren, hoewel er ook binnen deze samenleving verdeeldheid bestaat over de te volgen koers. De Toearegs in Algerije beheersen een belangrijk deel van de Sahara. Tamanrasset wordt nog altijd beschouwd als de hoofdstad van dit volk. Het is te verwachten dat Algerije er naar zal streven om de postkoloniale invloed van Frankrijk verder te beperken. De militaire leiding die thans feitelijk aan de macht is lijkt tot heden de Akkoorden van Evian na te leven maar het is koffiedik kijken of de nieuwe president die in het voorjaar 2020 werd gekozen de relatie met Frankrijk wenst te herzien.

Het volk eist duidelijk meer inspraak en vooral een betere verdeling van de opbrengst van de grondstoffen (vooral olie en gas), waar Franse bedrijven nog steeds nauw bij betrokken zijn.

Met een terugblik op de talrijke gewelddadige acties van diverse groeperingen, lijkt het er verdacht veel op dat er inderdaad een hevige storm van protest door de landen ten zuiden van de Sahara waait, vooral gericht tegen de postkoloniale invloed van Frankrijk op het beleid van de regeringen. Of er sprake is van enigerlei vorm van coördinatie tussen deze groeperingen die aanslagen plegen tegen politieposten, kazernes, scholen, hotels en dorpen, kan Mathieu niet vaststellen op grond van de beschikbare informatie die hij heeft kunnen raadplegen in tijdschriften, kranten en overige media. Wel lijkt het duidelijk dat de huidige regeringen, vooral in Mali, Burkina Faso en Niger beschouwd worden door deze militante groeperingen als zetbazen van Frankrijk.

Is hier sprake van een “bevrijdingsoorlog”, zoals deze ruim 70 jaar geleden werd ingezet door het FLN in Algerije om zich te ontdoen van het juk van Frankrijk? In Algerije zijn het Arabisch en het Tifinagh (het eigen schrift van de Toearegs) weer op de voorgrond geplaatst. Het valt op dat in Burkina Faso leerkrachten die de Franse taal onderwijzen koelbloedig zijn vermoord in de klaslokalen. Op grote schaal zijn scholen gesloten en 9000 leerkrachten zijn gevlucht. Ruim 300.000 leerlingen hebben hun onderwijs in de Franse taal moeten afbreken in dit land.

Men dient hierbij aan te tekenen dat vóór en ook ná de overdracht van de soevereiniteit in 1960 alle kinderen verplicht onderwijs moesten volgen in de Franse taal. Belangrijke lokale talen zoals het Wolof in Senegal, het Bambara in Mali en het Mooré in Burkina Faso werden volledig genegeerd, ook door de Wereldbank en overige buitenlandse donoren. Het Dioula werd in veel regio’s van de Sahel gebezigd in de handel en nijverheid, maar is volstrekt verwaarloosd als gemeenschappelijke communicatie-taal. Vanuit Saudie Arabië en Libië zijn veel middelen beschikbaar gesteld om Koran-scholen op te richten waar de kinderen in het Arabisch kennis verwierven van de Islam.

Omdat kansen voor toegang tot het voortgezet onderwijs zeer beperkt waren en je met familieleden en vrienden in je eigen lokale taal communiceert, kan gesteld worden dat de ruime meerderheid van de kinderen (vooral in de talrijke dorpen) weinig baat heeft gehad van het verplichte onderwijs in de Franse taal.

Weinig of geen respect voor de bestaande lokale cultuur heeft er stellig tot bijgedragen dat de ruime meerderheid van de bevolking zich tamelijk afzijdig heeft gehouden bij de opbouw van instellingen in deze landen in de Sahel. Vrije verkiezingen voor een parlement en president is in al deze jaren ná 1960, beheerst door de politieke elite in de urbane omgeving die in het Franse kielzog waren opgeleid. De ruimtelijke inrichting van het territoir werd op Franse leest geschoeid en de Franse wetgeving is nog steeds de leidraad voor het bestuur en rechtspraak. Het volk nam meestal voor minder dan 20% deel aan verkiezingen. Wrevel en onvrede met het beleid van Frankrijk leeft stellig in brede kringen. Deze weerstand heeft bij sommige groepen geleid tot gevoelens van haat. Het gedachtegoed van deze groepen is stellig ook beïnvloed door fanatieke leiders binnen het Salafisme die niet schromen om geweld te prediken als middel om hun doel te bereiken. Het Salafisme wordt vooral vanuit Arabische landen bevorderd. Echter, deze opvattingen botsen niet enkel tegen de belangen van Frankrijk maar ook tegen oude culturele structuren die in vroeger tijden wel de Islam hebben aanvaard, maar niet bereid zijn het dictaat van deze fanatieke Salafisten te aanvaarden. Voorts dient een deel van de samenleving in Burkina Faso te worden gerekend tot de christelijke gemeenschap. Ook deze gemeenschap zal niet bereid zijn zonder slag of stoot hun kerken te sluiten. In Mali en Niger is echter minstens 90% van de bevolking Islamiet. Timbuktu is het legendarisch centrum van de traditionele Islam. Met veel moeite en vooral met steun van Nederland zijn kostbare, oude geschriften tijdig gered, alvorens militante Salafisten deze in brand konden steken.

Families die zich bedreigd voelen in Mali en Burkina Faso, vluchten naar Bamako, Ouaga en ook naar kleinere steden. Opvang van deze vluchtelingen is schrijnend omdat de lokale politieke elite de beschikbaar gestelde middelen, ook vanuit Europa, vooral benut voor hun eigen veiligheid, maar weinig aandacht besteed aan het onderdak, toegang tot betaalbaar water en middelen van bestaan. Op de universiteit van Ouaga klinken spreekkoren: “La patrie ou la mort, nous vaincrons” en hopen dat de geest van Thomas Sankara weer neerdaalt in hun bedreigde land en hun een weg zal wijzen om in vrede samen te leven in steden en dorpen.

Op 9 augustus 2020 vielen 8 personen in een hinderlaag op een afstand van een uur van de hoofdstad Niamey. Dit betrof 6 Fransen, de chauffeur en de tolk. De aanvallers verplaatsten zich met motoren in dit park van Kouré waar de aanslag werd gepleegd. Het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken kleurde de kaart van Mali, Burkina Faso en Niger nog verder rood als onveilig territoir. In de loop van dit jaar 2020 zijn tot heden al 1000 aanslagen gepleegd, waarvan de helft in Burkina Faso, volgens een artikel in Le Monde op 11-08-2020. In januari j.l. sneuvelden 89 militairen in Niger. De strijdkracht van deze milities lijkt sterker te worden. G5 Sahel, de bundeling van krachten van militairen van Tsjaad, Niger, Burkina Faso, Mali en Mauritanië, met de steun van “Barkhane” (5100 manschappen van het Franse leger) lijken niet in staat om voldoende bescherming te bieden aan de bewoners in de dorpen en kleine steden in deze regio. Ook kunnen Amerikaanse drones worden gelanceerd vanaf een basis in de omgeving van Agadez. Zo werd Abdelmalek Droukdal vermoord.

Op 18 augustus 2020 hebben militairen in Bamako de president gedwongen om af te treden. Deze groep wil in een tijdsbestek van 18 maanden nieuwe verkiezingen houden om een burger of militair in het zadel te zetten. De buurlanden en ook Frankrijk hebben scherp geprotesteerd tegen deze staatsgreep in Bamako. In de media klinken steeds meer duidelijke geluiden dat Frankrijk dreigt te worden meegesleurd in een moeras van niet beheersbare ontwikkelingen in deze regio. Zestig jaar geleden bood Charles de Gaulle, na Algerije, ook de landen in de Sahel van Afrika de soevereiniteit aan van deze kolonies van Frankrijk. Daar werd vervolgens gretig gebruik van gemaakt door militairen en politici met nauwe banden met Frankrijk. Aan de voormalige, culturele en sociale structuren van vóór 1900 werd nauwelijks aandacht besteed.

De Islam had zich echter al veel eerder gevestigd in deze regio, met Timboektoe stellig als een belangrijk geestelijk centrum. Militante Salafisten rukken nu op, waarschijnlijk met belangrijke financiële steun voor de aankoop van wapentuig en voor de kosten van het levensonderhoud van hun strijders. Waar deze omvangrijke middelen vandaan komen en hoe deze besteed worden, kun je niet vinden in openbare rapporten. Vrijwilligers treden toe tot deze milities. Vooral ook jongeren worden deels gedwongen om mee te vechten of tijdig te vluchten uit dorpen die worden aangevallen. Een Franse diplomaat vergeleek onlangs de huidige ontwikkelingen in de Sahel met de oorlog tegen de Taliban in Afghanistan. Een rake typering lijkt dat te zijn.

Vaals, 20 september 2020

Mathieu de la Meuse