Het jaar 2020 kondigt zich aan. In de voorbije 50 jaar, zwierf Mathieu rond in de Maghreb, in de Sahel ten zuiden van de Sahara en ook in de Hoorn van Afrika. Op www.belocode.nl publiceerde hij herinneringen over zijn verblijf in Tunesië, Soedan en Burkina faso. Ook besteedde hij ruime aandacht aan talrijke rotstekeningen in de Sahara. Hij vervaardigde met eenvoudige middelen ruim 100 imitaties van deze tekeningen, die 4000 tot 12.000 jaar van heden op rotswanden zijn gekrast en geschilderd in grotten in deze woestijn. Deels staan deze ook op belocode.nl.
Een kwart eeuw is inmiddels verstreken dat Mathieu ook neerstreek in Ethiopia. Ter gelegenheid van de tentoonstelling in 1996: ETHIOPIA, Peuples d’Ethiopie, in het museum van Tervuren in België, verscheen een schitterend boek, waarin de rijke geschiedenis van dit land door diverse schrijvers werd beschreven. Dit boek vormt de introductie voor dit relaas van Mathieu. Dat betreft vooral hoofdstuk 12 waarin de geschiedenis van de urbane ontwikkeling van de huidige metropool Addis Abeba voor het voetlicht wordt gebracht. Hoewel er in de lange geschiedenis van Afrika, ten zuiden van de Sahara, diverse kleinere urbane centra hebben bestaan, kan toch gesteld worden dat de huidige metropolen in Afrika, met meer dan 1 miljoen inwoners, in de voorbije 50 jaar zijn ontstaan. Addis Abeba is een schepping van keizer Menelik en zijn echtgenote Tatou. Zij hebben rond 1885 een fraaie kerk gesticht in Entoto, op een hoogte van circa 2800 m. Vervolgens bouwden zij een paleis bij de heetwater bronnen. De keizer verdeelde de grond in de omgeving aan de adel en ook aan ambassades in dit bosrijke territoir. Ieder kampement werd beheerd door een “sefer”, een chef die verantwoordelijk was voor de administratie, de rechtspraak en de veiligheid. Pas in 1956 werd door Sir Patrick Abercrombie een structuurplan opgesteld voor Addis Abeba. Hij had eerder ook het structuurplan voor Londen vervaardigd. Vervolgens werd in de jaren 1984-1986 door een Ethiopisch-Italiaans team een structuurplan gedeponeerd, wat circa 20 jaar heeft gediend voor de ruimtelijke inrichting van de hoofdstad van Ethiopië. Rond 2005 is wederom een structuurplan verschenen voor deze omvangrijke metropool waar in 2020 circa 6 miljoen mensen zullen wonen,. Waarvan naar schatting circa 60% onder een pover onderdak zullen verblijven, 30% niet zullen klagen over hun behuizing en 10% in welvaart en luxe in Addis Abeba vertoeven. Dit was stellig niet de droom van keizerin Taitou toen zij in deze prachtige, bosrijke omgeving hoopte te kunnen genieten, omringd door de adel en diplomaten tijdens haar verdere leven in de 20-ste eeuw.
Het landschap van Ethiopië is van noord naar zuid en van oost naar west gevarieerd. Bergen en dalen wisselen elkaar af. De hoogste toppen rijzen tot boven de 4000 m. Talrijke rivieren kronkelen door dit landschap. Het Tana meer is het vertrekpunt van de Blauwe Nijl. Deze rivier baant zich een weg naar Khartoum. Samen met het water van de Witte Nijl verbreed het stroomgebied zich naar het noorden van Soedan en vormt deze magistrale rivier de basis voor het bestaan van de bevolking van circa 100 miljoen mensen in Egypte, waarvan het vijfde deel in Cairo woont.De geschiedenis van Ethiopië gaat ver terug in het verleden. Vele archeologen zijn van oordeel dat via de Rift vallei de oudste mensen circa 2 miljoen jaar geleden zich hier hebben gevestigd in verschillende regio’s. Vele sporen van activiteiten van de nazaten van de homo sapiens zijn hier gevonden en beschreven. Deze zijn ook getoond tijdens de expositie in Tervuren.
Mathieu zal in dit relaas zich vooral bezig houden met de 20-ste eeuw. Hij beschouwt Ethiopië en Burkina Faso als een geschikte basis voor een bespiegeling van het recente verleden en toekomst van de urbane explosie in de Hoorn van Afrika en de Sahel van Afrika.
Charles Abrams publiceerde 60 jaar geleden het boek: Struggle for Shelter in an Urbanizing World. Dit boek vormde voor Mathieu het vertrekpunt om zijn studie te richten op de urbane ontwikkeling, toegespitst op Afrika. Op de drempel van 2020 vraagt hij zich af waar de naar verwachting 2 miljard mensen in Afrika onderdak zullen vinden rond 2050. Hoewel hij dat met betrouwbare demografische gegevens thans niet kan aantonen, durft hij wel te stellen dat circa 90% van alle huishoudens in de rurale of urbane omgeving in Ethiopië en Burkina Faso op de begane grond woonden.
Tijdens al zijn reizen in de landen die hij leerde kennen rond de Sahara, stelde hij vaak vragen aan families, met betrekking tot de gewenste ruimte voor hun woonerf. Dat betrof niet enkel de overdekte ruimte voor de beschutting maar ook de benodigde (schaduwrijke) ruimte om gasten te ontvangen, maaltijden te bereiden en klein vee te houden zoals kippen, schapen en geiten. Zelf opgegroeid met 4 broers en 3 zussen op de boerderij van zijn vader in Limburg kon Mathieu, meestal met assistentie van zijn tolk, een boeiende conversatie voeren met families in rurale of perifere urbane nederzettingen. Vrijwel alle respondenten waren zelf of hun naaste familieleden op enigerlei wijze betrokken bij de agrarische productie waar zij nu woonden of in de nederzetting van hun familie. Vele uren dwaalde hij, vooral in de jaren 1995-1999 samen met Gullilat, door de nederzettingen (kebeles) van Addis Abeba. Keizer Haile Selassie had het beleid van Menelik voortgezet en letterlijk ruimhartig de lokale elite, internationale organisaties en ambassades forse domeinen toegekend. Toen echter een omvangrijke hongersnood uitbrak in de jaren 1972-1974, bekommerde hij zich weinig om de noden van zijn onderdanen en stond hij niet welwillend tegenover assistentie vanuit het buitenland. Miljoenen mensen ontbrak het aan voeding en medische hulp. De oppositie, verenigd in de DERG, greep onder leiding van Mengistu de macht. Alle grond werd verdeeld onder boeren die lid werden van een kebele en geacht werden hun domein volgens voorgeschreven regels te beheren. Iedere familie had recht op het gebruik van 2 hectare landbouwgrond. Verkoop was niet toegestaan, wel vererving aan de kinderen. Het regiem van de DERG is stellig een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Ethiopië. In de periferie van de hoofdstad waren in 1995 11 kebeles gevestigd, deels op het domein van de gemeente Addis en deels op het domein van de regio Oromia. Alle boeren in deze kebeles beschikten over een eenvoudige woning op de begane grond. Tijdens onze gesprekken bleek dat een aantal kinderen elders onderdak had kunnen vinden, meestal bij familieleden in Addis. Deze families konden in Addis slechts beschikken over één woonruimte. De grond voor agrarische exploitatie in de 11 kebeles was toegewezen aan de boeren. Hoewel er veel vraag was naar een geschikte bouwkavel mocht de beschikbare grond niet verkocht worden aan derden. Ook niet nadat in 1991 het DERG regiem was verdreven en Meles Zenawi het bestuur van Ethiopia had overgenomen. Dat gold ook voor alle kebeles in Addis Abeba. Het verwerven van een legale bouwkavel was voorbehouden aan personen die over ruime middelen konden beschikken om aan de bouweisen voor hun villa te voldoen. Zij konden meerdere etages realiseren op de gekochte kavel. Echter, andere personen wisten in de perifere kebeles vaak wel een bouwkavel in de wacht te slepen, waarschijnlijk door steekpenningen te betalen aan ambtenaren die toezicht moesten houden. Zij kregen geen bouwvergunning maar realiseerden wel op de begane grond een woonruimte. Mathieu heeft een en ander in Kotebe vaak kunnen waarnemen, zonder lastige vragen te stellen. Ook werd in de omgeving van Kotebe een nieuwe (legale) wijk gebouwd door een investeerder die 3 typen woningen realiseerde op de begane grond en deels met een etage, geschikt voor families met voldoende inkomsten. Dankzij vergelijking van satellietbeelden van Google Earth in voorgaande jaren kan Mathieu thans in 2019 waarnemen dat in Kotebe en ook elders in Addis, grote woontorens zijn gebouwd. Wonen op 6 of 8 hoog strookt stellig niet met de woonwensen van de ruime meerderheid van de urbane bevolking in Addis Abeba. Maar zonder geschikt alternatief, kiezen vele families daar toch voor.
Met een terugblik op zijn verkenning van het ommeland en de urbane wijken was het Mathieu wel duidelijk dat er ruime verschillen waren vast te stellen tussen de 1, 5 miljoen bewoners die rond 1995 in Addis verbleven. De lange en heftige strijd om het DERG regiem uit het zadel te stoten is stellig van invloed geweest om het streven naar onafhankelijkheid van enige regio’s te stimuleren. Eritrea koos er voor om haar eigen weg te gaan maar de andere regio’s streefden toch naar het vestigen van een ruime mate van autonomie, onder een centrale overheid in Addis die onder Meles Zenawi sterk gedomineerd werd door de regio Tigray. Onder keizer Haile Selassi waren de Amharen de sterkste partij, waarbij de macht van de Ethiopische kerk en het gebruik van de taal van de Amharen van groot belang waren. Van oudsher waren het echter de Oromos die het grootste deel van het huidige territoir van Addis beheersten. De Oromos zijn overwegend Islamiet en wensten vooral ook hun eigen Oromiya taal te behouden. Wel accepteerden de regio’s het Engels als gemeenschappelijke taal van de centrale overheid om vooral op ambtelijk en politiek niveau met elkaar te kunnen communiceren. Het regionale gezag in Oromiya heeft in de voorbije jaren fel verzet aangewakkerd tegen inlijving van de agrarische kebeles voor de bouw van woontorens in het ommeland van Addis. Een deel van de grond in deze kebeles is zeer geschikt voor de verbouw van agrarische producten, waarbij vooral het specifieke Ethiopische graan teff een belangrijke rol speelt. Injera is een belangrijk gerecht voor iedereen.
Het was ook in 1995 al te verwachten dat de uitbreiding van het urbane territoir van Addis stellig zou leiden tot inkapseling van een aantal van deze rurale kebeles. Tijdens de gesprekken die Mathieu voerde in deze kebeles kwam dit thema ook aan de orde. Op verzoek van de burgemeester van Addis zou hij een bijdrage leveren aan de ruimtelijke inrichting van zijn gemeente. Hij besefte stellig de gevoelens van de families in deze kebeles dat zij hun domein niet zonder slag of stoot zouden verlaten. Als hun kinderen nu in Addis woonden, waren oudere boeren wel bereid een aanbod te overwegen. Dat zou dan een vergelijkbare woonruimte moeten zijn en een garantie voor een jaarinkomen als compensatie voor hun vertrek. Interessant was ook hun voorstel om in hun woonruimte op een kavel van minstens 25 x 25 m te blijven en ieder jaar een vaste compensatie te ontvangen, vergelijkbaar met de opbrengst van hun bedrijf. Omdat zij meestal al enige decennia in het ommeland van Addis woonden waren zij niet blind voor de snelle toename van de bevolking. Deels waren zij ook gevlucht uit andere regio’s tijdens de hongersnood in 1972-1973 of in 1984-1985. Ook na 1995 zijn er meldingen geweest van misoogsten in Ethiopië, die families noodgedwongen zullen hebben aangespoord om te vertrekken uit hun vertrouwde omgeving. Men dient hierbij te beseffen dat minstens 80% van de families in Ethiopië rond 2000 afhankelijk waren van opbrengsten uit de agrarische sector. Nu er in 2020 circa 100 miljoen mensen zullen wonen in dit prachtige land, kan aangenomen worden dat hiervan circa 10 miljoen mensen in een urbane omgeving verblijven, deels in Addis en deels in enkele secundaire centra met meer dan 50.000 inwoners. Dat zal stellig toenemen in de komende jaren. Zonder een aanvaardbaar compromis met de regio Oromiya, dwingt dit de gemeente Addis om het reeds eerder waargenomen beleid, gericht op hoogbouw voort te zetten. Dat heeft belangrijke gevolgen voor de overwegend bestaande laagbouw in de urbane kebeles van de hoofdstad. Voor de ruime meerderheid van de families in deze kebeles zullen de kosten voor het wonen belangrijk gaan stijgen bij vestiging in hoge woontorens. Voor hen die de huur of koopsom niet kunnen betalen voor een appartement, zal er geen andere keus overblijven dan terug te keren naar hun eigen regio. Terugkeer naar Oromiya zal voor Oromos wel haalbaar zijn, maar Tigreërs zullen moeten verkassen naar Tigray en Amharen kunnen misschien in hun oude hoofdstad Gondar terecht.
Het beeld doemt op dat Addis Ababa een internationaal centrum zal worden, dankzij omvangrijke investeringen van diverse landen en particulieren die hun kapitaal in deze gunstig gelegen metropool vooral in de infrastructuur en woningbouw willen beleggen. Het is echter waarschijnlijk dat tenminste de helft van de huishoudens in Addis Abeba niet zal kunnen voldoen aan de jaarlijkse kosten voor woonruimte die dank zij deze investeringen zal worden gebouwd. Het blijft gissen wat de gevolgen zullen zijn voor deze tweedeling van de snel in omvang toenemende urbane samenleving. Dreigt er een afsplitsing van Oromiya op termijn?
In 1993 heeft Eritrea haar eigen weg gekozen maar 5 jaar later brak een vreselijke oorlog uit met Ethiopië met circa 100.000 jonge slachtoffers. Mathieu zag in 1998 de vrachtwagens en bussen vanuit Addis vertrekken naar het front. Hij sprak ook met moeders die hun zoon hadden uitgezwaaid, maar niet meer terug hebben gezien. Helaas zijn er talrijke conflicten gaande in de hele gordel van landen ten zuiden van de Sahara. Deels ook in de Maghreb waar de grens tussen Marokko en Algerije al vele jaren potdicht is en waar in Libye een burgeroorlog wordt uitgevochten. Over al deze conflicten is al veel geschreven en gesproken in de media en ook op talrijke conferenties.
Echter, de toeloop naar de metropolen en ook talrijke secundaire centra gaat onverminderd door. In de voorbije 20 jaar zijn oude steden als Kabul, Baghdad, Damascus, Sana en diverse andere steden, vooral in Syrië en Jemen, zwaar beschadigd. Dreigt deze golf van geweld nu ook verder op te rukken naar de Hoorn van Afrika en de landen rond de Sahara? Na het instorten van het centrale gezag in Libye zijn vele Toearegs met veel wapentuig gevlucht naar Niger en Mali. Er zijn felle gevechten gevoerd om een onafhankelijke staat voor de Toeareg gemeenschap te stichten in het noorden van Mali. Hoewel Mathieu geen duidelijk beeld heeft van de feitelijke situatie ter plekke is het voorlopig wel duidelijk dat de stichting van deze nieuwe Staat Azawad botst met de belangen van de huidige regering in Bamako. Na het verdrijven van Al Qaida en DAESH uit Afghanistan en Irak en deels ook uit Syrië hebben zich diverse gewapende groeperingen gevormd in de SAHEL van Afrika. Vele leiders van deze groeperingen zijn er in geslaagd om buiten schot te blijven en slagen er kennelijk in om instructies door te geven aan de leden van hun milities. Vooral Boko Haram heeft in Nigeria talrijke wrede aanslagen gepleegd waarbij ook vele burgers gedood of verminkt zijn. Ook in Tsjaad, Niger, Burkina Faso en Mali hebben deze groeperingen in dorpen en steden toegeslagen en deze brede golf van geweld lijkt zich verder uit te breiden naar Benin, Togo, Ghana, Ivoorkust, Liberia, Guinée, Senegal en Mauretanië.
Men kan stellen dat na 2000 in deze brede gordel van de SAHEL diverse milities zijn gevormd om het centrale gezag, vooral in Nigeria en Mali, te bedreigen. Mathieu heeft zeker niet de pretentie om een zinnige verklaring te berde te brengen voor deze betrekkelijk recente ontwikkeling in deze brede SAHEL gordel van Afrika. Wel heeft hij in de voorbije 50 jaar een ruim aantal gesprekken gevoerd met lokale leiders en hoofden van huishoudens in steden en dorpen, dwalend rond de SAHARA. Deels over de verhoudingen tussen de vooral qua taal te onderscheiden bevolkingsgroepen en deels ook over hun sympathie of afkeer van de voormalige koloniale heersers, die ook thans nog een belangrijke invloed hebben op sociaal, economisch en cultureel terrein. Met een terugblik op deze gesprekken is het beeld gegroeid dat de onderlinge betrekkingen tussen de bewoners tot 2000 weinig te wensen overliet. Met veel humor trad men elkaar tegemoet, ieder met zijn eigen begroetingsceremonie, taal en tradities, diverse gerechten voor de maaltijden en inrichting van de woonruimte. Zelden observeerde hij fricties of openlijke kleinering van personen die tot een andere groep behoorde en een andere taal spraken. Dat zal stellig wel soms het geval zijn geweest, maar dat laat je niet blijken tijdens het bezoek van een buitenstaander, wat Mathieu natuurlijk wel was tijdens zijn verblijf. Echter, zodra onderwerpen aan de orde kwamen die betrekking hadden op de koloniale periode in de voorbije eeuw veranderde de toon van het gesprek. Een wijze medicijnman maakte hem duidelijk dat hij in deze periode voorzichtig te werk moest gaan omdat de toepassing van zijn kennis met argwaan werd gevolgd door de koloniale macht. De koning van het Mossi-volk, de Mooro Naba, werd in feite beperkt tot een culturele rol in het schaakspel met de koloniserende macht Frankrijk. Zijn rechterhand, de Larlé Naba, liet in een lang gesprek duidelijk zijn ongenoegen blijken dat Frankrijk feitelijk haar eigen opvolgers had gekozen, die overwegend in Franse dienst waren opgeleid. Nadat president Charles de Gaule zijn troepen had opgedragen de wapens in Algerije neer te leggen en de terugtocht te aanvaarden, konden de Franse kolonies ook kiezen voor onafhankelijkheid. De Larlé had nooit begrepen waarom het gezag van de Mooro Naba niet was hersteld. Dit gezag had 7 eeuwen stand gehouden waarvan enkel de laatste 70 jaar Frankrijk met militair geweld het beheer over het Mossi-rijk had afgedwongen. Hij had al eerder zijn opvattingen verteld aan de Amerikaanse antropoloog Skinner die in een interessant boek de historie van dit roemruchte volk heeft beschreven (The Mossi of the Upper Volta, Stanford University Press, 1964).
In 1992 is in Maastricht een fraaie tentoonstelling gepresenteerd “Kings of Africa”. Prins Claus der Nederlanden schreef in het voorwoord: “De politieke macht blijft te allen tijde het bezit van de gemeenschap. Koningen en notabelen zijn geen onafhankelijke potentaten, maar veeleer beheerders van ambten.” In de inleiding van het boek wordt gesteld dat gelijkheid en gerechtigheid de hoogste waarden zijn en beschouwd kunnen worden als de noodzakelijke voorwaarden voor vrede en samenwerking, niet enkel in egalitaire samenlevingen, maar ook in vele oude koninkrijken in Afrika.
Met de steun van de Larlé Naba heeft Mathieu rond 1980 aan 100 hoofden van huishoudens in de wijk Wagadogo 3 planvarianten voorgelegd. Dit betrof de herinrichting van hun woongebied. De kavels die zij van de beheerder van de grond vele jaren eerder toegewezen hadden gekregen varieerden in omvang van 100 tot 1500 m2. Het was verrassend dat 3 van de 4 huishoudens koos voor de variant waarbij de beschikbare ruimte voor woonkavels zo egalitair mogelijk verdeeld was en wel zodanig dat alle huishoudens in de betreffende woonwijk konden blijven. Zij slaagden er in om binnen een jaar hun wijk her in te richten in onderling overleg en wederzijdse assistentie. Toen president Sankara kennis had verkregen van dit experiment gaf hij in 1985 opdracht om alle “spontane” nederzettingen via deze werkwijze her in te richten. In 4 jaar tijd kwamen 60.000 legale woonkavels tot stand in de hoofdstad Ouagadougou. Een donatie van 5 miljoen gulden van Nederland werd in een roulerend fonds gestopt om de benodigde publieke tappunten voor water en onverharde wegen te realiseren. Na toewijzing van de kavel had iedere huishouding de verplichting om 25.000 CFA ( € 38 ) te storten in het roulerend fonds. Deze verplichting werd voor 90% gehonoreerd door de huishoudens; vooral omdat zij op deze wijze een door de gemeente erkende legale woonvergunning konden verwerven.
Thomas Sankara had zich ontpopt als de president die een eigen koers in Burkina Faso wilde volgen. Hij nam duidelijk afstand van de koloniale wetgeving en koos voor de oprichting van rechtspraak door gekozen burgers om vooral corruptie te bestrijden. Tijdens het bezoek van president Mitterand in 1986 sprak hij in heldere termen de wens uit dat Frankrijk haar post-koloniale ambities op korte termijn zou afbouwen. Toen Sankara op 15 oktober 1987 werd vermoord door zijn “kameraad” Blaise Compaoré, was het de publieke opinie in Ouaga wel duidelijk dat de opdracht voor deze moord in Parijs gezocht moest worden. Al 32 jaar heeft de weduwe van Sankara gepoogd opheldering te verkrijgen over deze laffe moord. Compaoré nam de macht over, liet zijn twee medestanders Henri Zongo en Jean-Baptiste Lingani ook uit de weg ruimen en bleef daarna de gewillige zetbaas van Frankrijk. Journalist Norbert Zongo die de dubieuze affaires van broer François Compaoré aan het naspeuren was werd koelbloedig vermoord, samen met 3 vrienden. Tijdens de volksopstand in 2014 moest de president razend snel zijn biezen pakken en vluchten met zijn gevolg richting Togo. Omdat het duidelijk werd dat hij de grens niet zou kunnen passeren, heeft Frankrijk hem met een helikopter van de weg geplukt en is hij samen met zijn Ivoriaanse vrouw gehuisvest in een fraai paleis in Ivoorkust. Zijn vrouw was lid van de familie van de toenmalige president van Ivoorkust, die nauwe connecties onderhield met Mitterand. Een Britse onderzoeker heeft in 2016 gepoogd om inzage te krijgen in het dossier rond de moord van Sankara, maar botste in Parijs overwegend voor gesloten deuren. Ook de procureur in Burkina Faso, die na het vertrek van Compaoré, opheldering poogt te verschaffen, stuit voortdurend op barrières in dit proces. Via YOU TUBE en publicaties in “Le Monde Afrique” is ruime aandacht besteed aan de opvattingen van Sankara en de botsingen met het post-koloniale beleid van Frankrijk in de Sahel.
Dit beleid wordt toegepast door meestal in Frankrijk goed opgeleide, militairen en politici, die de scepter zwaaien in Burkina Faso, Mali, Niger, Ivoorkust, Senegal etc. Dat Frankrijk op 30 oktober 2014 besloot om Blaise Compaoré te hulp te schieten, nadat hij dringend moest vluchten met zijn gevolg uit zijn paleis in Ziniaré, werd in Ouaga duidelijk opgevat als een inmenging in de strijd van het volk om van deze president verlost te worden. Blaise onderhield nauwe banden met Moammer Khadafi. Toen deze in de knel kwam in Libye in 2013, bood Blaise hem onderdak aan in Burkina Faso. In 2012 stond deze president van Libye, op uitnodiging van de toenmalige Franse president Sarkozy met zijn tent en hele gevolg in het Parc des Princes in Parijs! Khadafi werd vermoord, Compaoré werd gered. Wrevel over het Franse beleid in de voormalige kolonies is onmiskenbaar. Vijf jaar na het vertrek van Blaise is in Ouaga de balans opgemaakt door het CDAIP ( de bundeling van de actiegroepen die bij de volksopstand in 2014 nauw betrokken waren). Dat geeft een weinig florissant beeld van het land. Van de hoog gespannen verwachtingen is weinig terecht gekomen. De corruptie is niet serieus aangepakt, er zijn weinig perspectieven voor de jongeren, de beperking van de rechten om te demonstreren en kritische geluiden te laten klinken en de dramatische aanslagen in diverse steden en dorpen met als gevolg dat het derde deel van het territoir van Burkina Faso feitelijk niet meer onder controle staat van de regering, geeft een somber beeld van de toestand in dit land in 2019. Een belangrijke oppositiegroep, ( Balai Citoyen) geeft Frankrijk ook een veeg uit de pan: “Nos Pères à l’indépendance juridique se sont battus pour qu’il n’y ait pas de bases militaires dans notre pays. Rien ne justifie aujourd’hui la complicité flagrante, des gouvernants actuels, avec l’invasion militaire française au motif de lutte contre le terrorisme dont les résultats ne sont nullement et d’aucune manière, visibles. Nous interpellons à cet effet les Autorités à revoir la forme et le fond de la coopération militaire dans le cadre de la lutte contre le terrorisme. Aucun pays ne peut confier sa défense à un autre, sans être le vassal de celui-ci.” (SIDWAYA – 28-10-2019). In Le Monde Afrique werd op 4-11-2019 een foto gepubliceerd van de Franse minister van Defensie, op bezoek bij de president van Burkina. Twee dagen later vond de meest gruwelijke aanslag plaats sedert 2015, tijdens het transport van mijnwerkers in de oostelijke regio van dit land. In alle regio’s langs de grens met Mali en Niger zijn talrijke aanslagen gepleegd in de voorbije 4 jaar. Ook in de hoofdstad Ouaga. Wat is er feitelijk gaande in de Sahel gordel van Afrika?
De opvattingen van Sankara om het post-koloniale beleid terzijde te schuiven werd en wordt waarschijnlijk breed gedragen in diverse landen rond de Sahara. In 2017 verscheen in Parijs het fraaie boek: “L’art de perdre” van Alice Zeniter. De schrijfster is de kleindochter van haar opa die geboren en getogen was in Algerije. Deze opa was in Franse militaire dienst geweest, had in de Tweede Wereldoorlog meegevochten om Europa te bevrijden, maar moest in 1962 haastig vluchten uit zijn geliefde Kabylië. Na een heftige strijd tussen het bevrijdingsfront FLN en het Franse leger, had president Charles de Gaulle, besloten om de onafhankelijkheid van Algerije te erkennen en zijn troepen terug te trekken. Ook bood hij lokale leiders in West Afrika aan om te kiezen voor onafhankelijkheid. Nadat de Gaulle van het politieke toneel verdween, bleek al snel dat de traditionele leiders, zoals de Moro-Naba in Ouaga, achter het net visten. De politieke macht kwam in handen van Frankrijk welgezinde militairen en ambtenaren.
De Larlé Naba maakte Mathieu duidelijk dat dit beleid van Frankrijk zeker niet gedeeld werd door de overgrote meerderheid van de bevolking in het koninkrijk van de Mossis. Nu, 60 jaar later, liggen de kaarten in Ouaga anders op tafel want diverse dorpen zijn opgeslokt door de omvangrijke metropool Grand Ouaga die een territoir van circa 300.000 hectare beslaat, met een populatie van om en nabij 2, 5 miljoen inwoners. Bij de overdracht van de politieke macht in 1960 waren er circa 60.000 inwoners gevestigd in de gemeente Ouaga en in de 100 dorpen in dit territoir naar schatting circa 40.000. De traditionele chefs hadden een ruime soevereine macht over het beheer van de grond, de lokale markt en de uitvoering van bescheiden projecten in deze Mossi-dorpen. Vooral tijdens de hongersnood in 1973 en ook in 1985 zijn talrijke families als “water en brood-vluchtelingen” neergestreken bij familie in Ouaga of hebben zich met steun van de traditionele chefs kunnen vestigen in omvangrijke “spontane” nederzettingen in het nabije ommeland. Ook de Larlé had vele families gevestigd in zijn territoir en in de wijk Hamdalaye konden de Peul zich vestigen met hun koeien waarmee zij dagelijks op stap gingen in de wijde omgeving om voedsel en vooral ook water te vinden voor hun dieren. Het is te hopen dat deze trektochten niet tot conflicten zullen leiden met de Mossi- families in deze dorpen, die vooral hopen op een goede graanoogst in het najaar. Hongersnood ligt ieder jaar op de loer.
Vooral via Le Monde Afrique, Jeune Afrique en andere media volgt Mathieu de ontwikkelingen in de landen rond de Sahara, met specifieke aandacht voor de snel voortschrijdende urbanisatie. Google Earth stelt hem in staat om summier de wijzigingen met betrekking tot het gebruik van de ruimte waar te nemen in deze eeuw. De recente satellietbeelden van Google Earth in september 2019 geven een goed beeld van de omvangrijke toename van de bebouwing in het territoir van Grand Ouaga, in vergelijking tot eerdere beelden van 10 en 20 jaar geleden.
Ruim 4 jaar worden vooral Burkina Faso en Mali geteisterd door brute aanslagen. Deze worden toegeschreven aan groeperingen die aan Al-Qaida en DAESH zijn gelieerd. De legers in deze beide landen moeten zware verliezen incasseren en zijn niet in voldoende mate in staat dorpen en steden te beschermen. Legerposten worden koelbloedig aangevallen. In het noorden en oosten van Burkina Faso zijn diverse scholen en kerken het doelwit geweest en leerkrachten en priesters vermoord. Het onderwijs in de Franse taal is kennelijk in strijd met de opvattingen van deze gewapende groeperingen. Onderwijzers zijn op grote schaal gevlucht. Jongens worden ingelijfd in hun gelederen of slagen er in om te vluchten naar familie elders in het land. Vaak komen zij dan in het ommeland van Ouaga terecht, waar zij pogen weer een bestaan op te bouwen.
Waar gaat dit heen? Wat willen deze groeperingen bereiken op korte of langere termijn? Wat zijn de belangen van Frankrijk om militairen in te zetten in de regio rond Kidal en elders en recent ook in Burkina Faso? In het noorden van Mali pogen Toearegs al vele jaren een autonome status te verkrijgen, maar de door Frankrijk ondersteunde regering in Bamako heeft zich hiertegen altijd verzet. Het streven naar hun eigen Staat Azawad is tot heden een illusie gebleven. Mathieu herlas het boek van Alice Zeniter waar de harde strijd van het FLN tegen het Franse leger beschreven wordt. Daar lees je op bladzijde 125 dat Charles de Gaulle in 1960 een referendum heeft aangekondigd over de zelfbeschikking van Algerije. Op 8 januari 1961 heeft het Franse volk dit referendum aanvaard en op 19 maart 1962 hebben beide partijen hun wapens neergelegd. In de Verdragen van Evian heeft het FLN de eis gesteld dat Algerije zijn onafhankelijkheid terug krijgt, na 142 jaar!! Echter, in deze verdragen is ook ruime aandacht besteed aan de Franse eisen, alvorens het veld te ruimen. Deze eisen hadden betrekking op de mijnrechten en de exploitatie van koolwaterstoffen die Frankrijk niet wilde prijsgeven aan de soevereine Staat Algerije. Frankrijk kon ook gebruik blijven maken van enige vliegvelden en ruimten voor militaire installaties. Het lijkt er verdacht veel op dat Frankrijk in Algerije heerser wilde blijven over de kostbare schatten die op ruime diepte in de Sahara konden worden ontgonnen. Frankrijk was ook bereid om in 1960 de soevereiniteit in Niger, Boven Volta (vanaf 1984 werd dit Burkina Faso) en Mali over te dragen aan de door Frankrijk opgeleide politieke en militaire elite. Met deze hen welgezinde regeringen konden gunstige contracten worden afgesloten voor de exploitatie van grondstoffen. Vooral de winning van uranium is cruciaal voor de productie van elektriciteit in de kerncentrales in Frankrijk. Men tast in het duister in welke mate de lokale leiders in deze soevereine landen zelf profijt hebben getrokken van deze contracten. De aanslag op 6-11-2019 betrof de mijnwerkers van een goudmijn. Wie profiteerde vooral van deze exploitatie?
Van de naar schatting 3 miljoen Toearegs, verdeeld over de landen van de SAHEL,( Libye, Algerije, Niger, Burkina Faso en Mali,) verblijft in 2019 ruim 80% in het noorden van Mali. De Sahara is mogelijk al ruim 5000 jaar het woon- en leefgebied van de Toearegs. Op 6 april 2012 heeft het MNLA, het bevrijdingsfront van de Toearegs, de soevereiniteit uitgeroepen van hun Staat AZAWAD. Dat werd niet aanvaard door de regering in Bamako en Frankrijk was bereid militaire steun te verlenen om de soevereiniteit van Mali niet aan te tasten, noch door het MNLA, noch door diverse groeperingen die met grof geweld de SHARIA wetgeving wensten in te voeren.
Aan het einde van dit tweede decennium van de 21-ste eeuw lijkt verwarring en onveiligheid te heersen in dit wespennest, deels in de Sahara en ook in de Sahel. De Toearegs zullen hun streven naar de vestiging van AZAWAD naar verwachting voortzetten in de komende jaren, hoewel er ook binnen deze samenleving verdeeldheid bestaat over de te volgen koers. De Toearegs in Algerije beheersen een belangrijk deel van de Sahara. Tamanrasset wordt nog altijd beschouwd als de hoofdstad van dit volk. Het is te verwachten dat Algerije er naar zal streven om in het volgende decennium de post koloniale invloed van Frankrijk verder te beperken. De militaire leiding die thans feitelijk aan de macht is lijkt tot heden de Akkoorden van Evian na te leven maar het is koffiedik kijken of de nieuwe president die spoedig gekozen zal worden, vanaf 2020 de relatie met Frankrijk wenst te herzien. Het volk eist duidelijk meer inspraak en vooral een betere verdeling van de opbrengst van de grondstoffen (vooral olie en gas), waar tot heden Franse bedrijven in feite nog de scepter zwaaien.
Met een terugblik op de talrijke gewelddadige acties van diverse groeperingen in het bijna voorbije decennium lijkt het er verdacht veel op dat er inderdaad een hevige storm van protest door de landen ten zuiden van de Sahara waait, vooral gericht tegen de post koloniale invloed van Frankrijk op het beleid van de regeringen, die ná 1960 in het zadel zijn gehesen. Of er sprake is van enigerlei vorm van coördinatie tussen deze groeperingen die aanslagen plegen tegen politieposten, kazernes, scholen, hotels en dorpen, kan Mathieu niet vaststellen op grond van de beschikbare informatie die hij heeft kunnen raadplegen in tijdschriften, kranten en overige media. Wel lijkt het duidelijk dat de huidige regeringen, vooral in Mali, Burkina Faso en Niger beschouwd worden door deze militante groeperingen als zetbazen van Frankrijk.
Is hier sprake van een “bevrijdingsoorlog”, zoals deze ruim 70 jaar geleden werd ingezet door het FLN in Algerije om zich te ontdoen van het juk van Frankrijk? In Algerije zijn het Arabisch en het Tifinagh (het eigen schrift van de Toearegs) weer op de voorgrond geplaatst. Het valt op dat in Burkina Faso leerkrachten die de Franse taal onderwijzen koelbloedig zijn vermoord in de klaslokalen. Op grote schaal zijn scholen gesloten en 9000 leerkrachten zijn gevlucht. Ruim 300.000 leerlingen hebben hun onderwijs in de Franse taal moeten afbreken in dit land. Men dient hierbij aan te tekenen dat vóór en ook ná de overdracht van de soevereiniteit in 1960 alle kinderen verplicht onderwijs moesten volgen in de Franse taal. Belangrijke lokale talen zoals het Wolof in Senegal, het Bambara in Mali en het Mooré in Burkina Faso werden volledig genegeerd, ook door de Wereldbank en overige buitenlandse donoren. Het Dioula werd in veel regio’s van de Sahel gebezigd in de handel en nijverheid, maar is volstrekt verwaarloosd als gemeenschappelijke communicatie-taal. Vanuit Saoudie-Arabië en Libye zijn veel middelen beschikbaar gesteld om Koran-scholen op te richten waar de kinderen in het Arabisch kennis verwierven van de Islam. Omdat kansen voor toegang tot het voortgezet onderwijs zeer beperkt waren en je met familieleden en vrienden in je eigen lokale taal communiceert, kan gesteld worden dat de ruime meerderheid van de kinderen weinig baat heeft gehad van het verplichte onderwijs in de Franse taal.
Weinig of geen respect voor de bestaande lokale cultuur heeft er stellig tot bijgedragen dat de ruime meerderheid van de bevolking zich tamelijk afzijdig heeft gehouden bij de opbouw van instellingen in deze landen in de Sahel. Vrije verkiezingen voor een parlement en president is in al deze jaren ná 1960, beheerst door de politieke elite die in het Franse kielzog waren opgeleid. De inrichting van het territoir werd op Franse leest geschoeid en de Franse wetgeving is nog steeds de leidraad voor het bestuur en rechtspraak. Het volk nam meestal voor minder dan 20% deel aan deze verkiezingen. Wrevel en onvrede met het beleid van Frankrijk leeft stellig in brede kringen. Deze weerstand heeft bij sommige groepen geleid tot gevoelens van haat. Het gedachtegoed van deze groepen zijn stellig ook beïnvloed door fanatieke leiders binnen het Salafisme die niet schromen om geweld te prediken als middel om hun doel te bereiken. Het Salafisme wordt vooral vanuit Saoudie-Arabië bevorderd. Echter, zij botsen niet enkel tegen de belangen van Frankrijk maar ook tegen de oude culturele structuren die in vroeger tijden wel de Islam hebben aanvaard, maar niet bereid zijn het dictaat van deze fanatieke Salafisten te aanvaarden. Een deel van de samenleving in Burkina Faso kan worden gerekend tot de christelijke gemeenschap. Ook deze gemeenschap zal niet bereid zijn zonder slag of stoot hun kerken te sluiten. In Mali en Niger behoort echter minstens 80% van de bevolking die in vroeger tijden tot de Islam zijn bekeerd. Timbuktu is het legendarisch centrum van de traditionele Islam. Met veel moeite en vooral met steun van Nederland zijn kostbare, oude geschriften tijdig gered, alvorens militante Salafisten deze in brand konden steken.
Families die zich bedreigd voelen in Mali en Burkina Faso, vluchten naar Bamako, Ouaga en ook naar kleinere steden. Opvang van deze vluchtelingen is schrijnend omdat de lokale politieke elite de beschikbaar gestelde middelen, ook vanuit Europa, vooral benut voor hun eigen veiligheid, maar weinig aandacht besteed aan het onderdak, onderwijs, toegang tot betaalbaar water en diverse middelen van bestaan.
Op de universiteit van Ouaga klinken spreekkoren: “La patrie ou la mort, nous vaincrons” en hopen dat de geest van Thomas Sankara weer neerdaalt in hun bedreigde land en hun een weg zal wijzen om in vrede samen te leven in steden en dorpen. Er waait een storm van protest in diverse dorpen en steden. De president van Burkina heeft opgeroepen om vrijwilligers te betrekken bij de verdediging van het land.
In de gemeente Kongoussi waar vele duizenden vluchtelingen zijn neergestreken, heeft de jurist Aly Nana opgeroepen om comités op te richten naar het voorbeeld van de CDR (Comités de défense de la révolution) van Thomas Sankara. Ook zouden de reeds bestaande “koghweogos” (opgericht om de diefstal van vee door bandieten te voorkomen) zich hierbij kunnen aansluiten.