Krassen en schilderen op rotsen en in grotten in Afrika

Voorwoord

Met stijgende verbazing heeft Mathieu zich al enige jaren verdiept in de rotskunst in de Sahara en Kalahari woestijnen in Afrika. De opzet van deze stellig nog beknopte studie, zal apart aan dit verhaal van Mathieu worden toegevoegd. Hij had de beschikking over talrijke foto’s die in boeken en ook via het Internet konden worden bekeken. Op basis van afdrukken van deze foto’s heeft hij tot heden 160 imitaties vervaardigd van deze rotskunst. Deze vormen de basis voor dit verhaal.

Toelichting bij imitaties uit het boek: Felsbilder der Sahara- Striedler K.H.-1984

F.S.- 65 – Aïn Naga- Bubalusperiode

Een vrouw en een man zitten bij elkaar. Wat zouden zij elkaar te vertellen hebben? Ontmoeten zij elkaar bij toeval? Horen zij bij dezelfde familie? De nederzetting Aïn Naga ligt in de omgeving van Djelfa, ruim 400 km ten zuiden van Algiers. Op de Michelin kaart wordt deze streek aangeduid als ”Monts des Ouled Nail”. Daal je af naar het zuiden dan kom je in Laghouat en Ghardaïa. In het zuid-westen doemt de omvangrijke zandwoestijn op omschreven op de kaart als de Grand Erg Occidental.

Het is pure speculatie dat de genen van de getoonde man en vrouw terug te vinden zouden zijn bij de huidige bewoners in deze uitlopers van de Atlas. Wel is het interessant om via Google Earth deze streek nader te verkennen. Djelfa wordt doorkruist door een brede rivier die deze stad via een stuwdam hoog in de bergen van water voorziet. Mathieu slaagde er niet in om op deze recente satellietbeelden (2018) de precieze locatie van Aïn Naga te vinden. Maar deze rivier stroomde hier stellig reeds 10.000 jaar geleden. Alle beken en rivieren die vanuit het bergmassief zuidwaarts stromen, storten hun water in de omvangrijke zandwoestijn. Wel hebben de bewoners langs deze beken en rivieren, vroeger en nu, profijt getrokken van de neerslag. In de loop der eeuwen is dit stellig minder geworden, maar ook heden ten dage kunnen de steden Djelfa, Laghouat en Ghardaïa profijt trekken van deze neerslag en het water wat vanuit ondergrondse bekkens naar boven gepompt kan worden.

Mathieu veronderstelt dat de vrouw een moeilijk te duiden last op haar rug draagt. Zij maakt een kniebuiging voor de begroeting met deze man, die laat blijken dat hij deze ontmoeting op prijs stelt. Mogelijk bestaat er een relatie tussen beide families, die in verschillende nederzettingen langs de rivier wonen. De vrouw lijkt verbaasd te zijn over zijn gedrag. Echter, op de paden in de bergen kunnen mannen en vrouwen op vele plekken elkaar ontmoeten. Ook in een ver verleden mag je aannemen dat vrouwen belast waren met het halen van water bij de bron. Het pad van de nederzetting naar de bron zal door mannen en vrouwen benut worden. Ook kan de last die de vrouw draagt, een bundel hout zijn wat zij nodig heeft voor de bereiding van haar maaltijden. Wil de man een afspraak maken met haar familie om een dochter naar zijn nederzetting te lokken? Deze dochter wil dat wel, blijkt uit dit verhaal wat Mathieu overwegend uit zijn duim heeft opgediept en verluchtigd met beelden. De overdracht van je dochter en haar vertrek naar een andere nederzetting gaat bij de Toeareg met rituelen en plichtplegingen gepaard.

Tussen de Toeareg en Berbers van Noord Afrika bestonden al in een een ver verleden talrijke relaties. Archeologen hebben hieraan vele studies gewijd. Echter, over de herkomst, hun taal, rituelen en gebruiken van het Toeareg volk worden nog vele vraagtekens geplaatst.

Twee mensen kruisten elkaars pad, mogelijk ruim 7000 jaar geleden. Een talentvolle schilder heeft dit tafereel vastgelegd om deze ontmoeting met een vlijmscherpe, harde steen in de rotsen te krassen. Een werkstuk waar veel aandacht aan is besteed. Ook kan niet achterhaald worden of dit tafereel door een vrouw of een man is vervaardigd. Gelijkwaardigheid en vrijheden van mannen en vrouwen op velerlei terrein zijn in de traditionele Toeareg cultuur meer verankerd dan in de Joodse, Christelijke en Islamitische samenlevingen van gisteren en heden.

De genen van de Toeareg van toen en nu zullen niet wezenlijk verschillen. Daar lijkt echter voorlopig geen wetenschappelijk bewijs voor aan te dragen. Omgangsvormen en taalgebruik kunnen wel veranderingen hebben ondergaan, maar dit beeld van begroeting heeft Mathieu in de verre uitlopers van het Atlasgebergte, vijftig jaar geleden, herhaaldelijk met eigen ogen waargenomen in enkele douars van Tabarka tot Kasserine.

Bijgaand wordt de afbeelding getoond van FS 65; zie ook FS 15.

F.S. 65 – Ontmoeting van een vrouw en een man

Ook dit kunstwerk werd in de rotsen gekrast. Op eigen initiatief heeft Mathieu de foto van dit tafereel met behulp van een vel carbonpapier overgenomen op een vloertegel. Alle imitaties van rotstekeningen zijn op deze wijze tot stand gekomen. Wel lijkt het gewenst om enige toelichting te geven bij de eigenhandige compositie met verdunde olieverf van iedere imitatie. Mathieu is hiervoor te rade gegaan bij het beschikbare lesmateriaal van Paul Klee in het prachtige museum van deze beroemde Zwitserse schilder in Bern. 

In zijn lessen aan de Kunstacademie van Düsseldorf (1930-1933) heeft Klee ruime aandacht besteed aan de kleurcompositie. Reeds veel eerder ontdekte Klee de fascinatie voor kleuren tijdens zijn reis naar Tunesië in april 1914, samen met August Macke en Louis Moillet. In zijn dagboek schreef hij: “Die Farbe hat mich. Ich brauche nicht nach ihr zu haschen. Sie hat mich für immir. Ich weiss das. Das ist der glücklichen Stunde Sinn: ich und die Farbe sind eins. Ich bin Maler.” (1)

Mathieu werkte van 1968 tot 1977 als planoloog in Tunesië. In de eerste 4 jaar bij de gemeente Tunis waar hij als assistent van de directeur van gemeentewerken een bijdrage kon leveren aan de sanering van “gourbivilles”, spontane nederzettingen die deels langs een zoutmeer waren gebouwd. De directeur Mhamed Soula kwam uit het diepe zuiden (Tataouine) en vertelde hem dat vele migranten uit het zuiden in deze “gourbivilles” waren gevestigd. Hij bracht zijn fascinatie voor de Sahara over aan Mathieu. In de volgende jaren werkte hij bij het Staatsbosbeheer in Tunesië en dat stelde Mathieu in de gelegenheid om de noordrand van de Sahara te verkennen. Vooral de regio rond Tozeur, met een omvangrijk zoutmeer naast deze oase en het Berbers bergdorp Chebika zette hem op het spoor om zich verder te verdiepen in de beschikbare literatuur van de Sahara.

Ook vond hij in Tunesië het boek over de reis van Klee naar Kairouan en Tunis. Hij maakte prachtige aquarellen van de stad Kairouan waar Mathieu vaak verbleef. De aquarel-techniek die Klee toepaste beheerst Mathieu niet. Wel heeft hij gepoogd kleurcomposities te vervaardigen van de imitaties van rotstekeningen op tegels, waarbij gepoogd is de wijze lessen van Klee over de menging van kleur ter harte te nemen.

(1) Paul Klee – Materialen für den Unterricht / Kunstmuseum Bern

Mathieu is een amateur op het terrein van de schilderkunst. De imitaties van rotstekeningen die hij gemaakt heeft zijn niet te koop; hij maakt ze enkel voor zijn plezier, als eerbetoon aan de anonieme kunstenaars die deze in een ver verleden op rotsen hebben gekrast of in grotten hebben geschilderd op diverse plekken in de Sahara, in Namibië en elders in Afrika.

FS 15 – Tafereel van de dochter

F.S. 15 – Tafereel van de dochter – Oued Djerat – Noord Tassili N’Aijer

Het tafereel FS 15 deze huwbare dochter in dit verhaal is een voorbeeld van de toegepaste werkwijze. Roept deze dochter een voorouder aan om assistentie voor haar keuze om wel of niet te trouwen of neemt zij deel aan een dans?

Er is iets mis met haar linkerarm en mogelijk mist zij een hand. Dat zou ook kunnen betekenen dat zij van hekserij wordt beschuldigd. Het tafereel is vervaardigd op de rotsen, ten noorden van Tassili N’Aijer.

Het tafereel FS 15 zou ook in verband kunnen worden gebracht met de overdacht van de macht binnen de stam of de familiekring waartoe deze vrouw behoort. De kunstenaar heeft haar mogelijk afgebeeld omdat zij de dochter is die geacht wordt een opvolger te baren, die later de macht gaat overnemen in haar stam of familiekring. Een vrouw binnen de Toeareg samenleving kon haar eigen keuze maken voor haar partner en vader van de toekomstige opvolger.

Zong zij hier een lied voor de ster die schitterde in de verte

Droomde zij wat voor haar geschreven stond in het tifinagh

Zonder te weten in welke vallei hiervoor een rots was gekozen

Waar zij eindeloos uren lang samen zouden kunnen verpozen

Waarschijnlijk waren de Toeareg heer en meester in de Hoggar toen deze afbeelding in Oued Djerat tot stand kwam. Dit volk kende edellieden die de karavanen toestemming en deels ook begeleiding gaven om de Sahara te doorkruisen. Het “gewone volk” van de Toeareg stammen beoefenden de jacht, trokken met kudde’s vee naar voedselrijke streken waar ook water beschikbaar was, verbouwden graan en zochten vruchten van planten voor de eigen voeding. Slaven waren beschikbaar om het werk feitelijk uit te voeren. De stammen van de Toeareg waren georganiseerd in federaties, met aan het hoofd een amenokal, bijgestaan door een raad van ouderen, waarin iedere stam vertegenwoordigd was. De marabout was in zijn stam belast met het onderricht, de medische verzorging en trad ook op als wijze bemiddelaar in slepende conflicten. Het maraboutisme heeft een grote rol gespeeld in de Sahara en tot heden zijn de heiligdommen waar belangrijke marabouts begraven liggen, behouden gebleven.


Ruim 5000 jaar geleden werden berichten reeds in het tifinagh, de Toeareg taal op de rotsen gekrast. De samenleving van de Toearegs is van oudsher gebaseerd op het matriarchaat. Dit betekent dat de overdracht van de macht binnen de stam via de vrouw verloopt. Mathieu weet niet of de macht binnen de familiekring altijd wordt overgedragen op de oudste zoon.

De taal van de Toeareg is het Tamashek en het schrift is het Tifinagh; zingen en dansen is hun lust bij jaarlijkse festiviteiten. Verhalen vertellen van hun rijke geschiedenis. Gedichten weerklinken die de roem vertolken van dit volk. Familiebanden vormen de basis van hun stam, verenigd in federaties met als leider de amenokal, bijgestaan door de raad van ouderen. Zijn opvolger wordt matrilineair gekozen uit de zonen van de vrouwen van de adellijke kring. Het hoofd van de stam, de amghar, wordt opgevolgd door de oudste zoon van de zus van het hoofd.

(Terzijde noteert Mathieu dat de Asantehene, de koning van de Ashanti’s in Ghana ook gekozen wordt door de vrouwen van de adellijke families.)

De Toeareg of de Kel Tagelmust, circa 3 miljoen mensen die het Tamashek spreken, vormen een grote confederatie waarvan de families vooral in Niger en Mali verblijven. Archeologen nemen aan dat de Toeareg een afsplitsing zijn van de Berber cultuur. In prehistorische graven in de Maghreb zijn resten gevonden van doden die ritueel beschilderd waren met okerverf. Dit gaat mogelijk terug op de Ibero-Mauretaanse cultuur van circa 25.000 jaar geleden. Genetisch onderzoek heeft aangetoond dat waarschijnlijk de Toeareg deels verwant zijn aan de oude Berber cultuur en deels ook aan de Nilotische cultuur in de Hoorn van Afrika. De oorsprong van de schilderkunst in de Sahara voert mogelijk terug naar deze culturen uit een ver verleden.

Het tafereel FS 3, in de rotsen gekrast in de regio Oued Djerat, is duidelijk herkenbaar als een oude buffel met een omvangrijk gewei. Welke geest zweeft er in de vrije ruimte van dit gewei? Vormt de doolhof de verbinding tussen de geest van de oude buffel en de jager die dit dier heeft gedood? In de Bubalus periode, ruim 8000 jaar geleden, waren de families vooral afhankelijk van de jacht op dieren die vrij rondzwierven in de Sahara. De families vertoefden in grotten om zich te beschutten tegen de kou en tevens tegen aanvallen van panters en leeuwen die op zoek waren naar een prooi.

FS 3 – De buffel en de doolhof

F.S. 7 presenteert 6 struisvogels die dapper voorbij stappen. De bewoners in de grot hebben deze op afstand mogelijk kunnen aanschouwen. Toont het tafereel de zielen van deze struisvogels die geofferd zijn aan de goden?

F.S. 7 – Struisvogels in Wadi Mathendous

F.S. 12 toont een olifant en een buffel in de Wadi Mathendous. Zijn zij afgebeeld om de geesten van deze dieren gerust te stellen en te eren, dat zij nodig waren voor het behoud van de stamleden en het brengen van offers aan hun voorouders? Rituelen speelden een belangrijke rol in de oude culturen waarvan de bewoners overwegend langs rivieren en meren hebben gewoond.

F.S. 12 – Olifant en buffel in Wadi Mathendous

Het grootste dier, de Bubalus, zal ruim 8000 jaar geleden nog hebben rond gezworven in de Sahara, naast de olifant, buffel, neushoorn en giraf. Opmerkelijk is dat de leeuw maar zelden is afgebeeld. 

F.S. 24 – Leeuw in Wadi Mathendous

Vaak zijn deze dieren op ware grootte in de rotsen gekrast en soms nog groter, zoals een tafereel van een giraf met een hoogte van 8m. De perfectie van deze taferelen toont aan dat de kunstenaars deze techniek uitstekend hebben beheerst in de Bubalus periode. Misschien werden deze dieren vereerd door de families, juist omdat zij weinig te duchten hadden van deze vrij, ronddolende grote dieren. Leeuwen en panters bedreigden wel hun dagelijks leven, bij het speuren naar vruchten en water in de wijde omgeving van hun nederzetting. De jacht op dieren was van groot belang om te kunnen overleven. Werden er rituelen uitgevoerd nadat men een dier had weten te verschalken? Zijn de taferelen een blijk van waardering dat het gedode dier beschikbaar was om deels als offergave te worden aangeboden aan de goden en voorouders? Of moest de ziel van het dier tevreden worden gesteld, om onheil voor de stam of familie te voorkomen?

Klassieke muziek klinkt op de radio op deze ochtend dat Mathieu weer is neergestreken aan zijn digitale schrijftafel. Voorouders, goden en talrijke mythen boeiden stellig de families in de Sahara. Genoten zij ook van muziek?

Herodotus schreef, 2500 jaar geleden, dat het vlees van koeien en varkens niet mocht worden gegeten door de Berbers in een ver verleden; een verbod opgelegd door de godin Isis die in de Egyptische oudheid werd aanbeden. Wie was Cyre? Een legendarische mythische Berber vrouw die Cyrenica heeft gesticht. De provincie Cyrenica in de Romeinse tijd grensde aan Fezzan. De bergen van Fezzan waren een belangrijk centrum van de Toearegs

De stad Cyrenica is nu Souk Ahras in Noord- Oost Algerije, 30 km van Ghardimao in Tunesië, waar Mathieu vaak de douars verkende rond 1975.

Herodotus schreef ook dat de Berbers de geesten van hun voorouders als bemiddelaars bij de Goden beschouwden. Zij sliepen in de omgeving van hun graven om in hun dromen antwoorden te krijgen van door hen vereerde voorouders. Hij noteerde deze praktijk ook bij de Nasamones, een nomadische Berber stam in zuid-oost Libye. De verering van deze bemiddelaars (het maraboutisme) was mogelijk in een ver verleden wijd verbreid en heeft door alle eeuwen tot heden een belangrijke rol gespeeld bij rituele handelingen van de bewoners in de nederzettingen in de Sahara en in de Maghreb. Tijdens de verbreiding van de Islam door de Arabieren vanuit Mekka en Medina, is dit Islam geloof vaak onder dwang aanvaard maar heeft het maraboutisme wel stand gehouden. Toen Mathieu in 1966 voor 3 maanden woonde in de douar Sidi Mhamed werd de jaarlijkse Zerda (te vergelijken met een kermis) volop gevierd rond het heiligdom van deze vereerde voorouder. Het graf van Sidi Mhamed werd beschermd en onderhouden.

Er is alle reden om aan te nemen dat er talrijke relaties hebben bestaan tussen de culturen die in de Sahara ten noorden en ten zuiden van de Noorder keerkring hebben bestaan in de voorbije 12.000 jaar. Op schrift is hierover niet veel vastgelegd. Rotstekeningen zijn echter wel belangrijke aanwijzingen dat de bewoners op diverse manieren uiting hebben willen geven van hun gedachten, dromen en verlangens in hun dagelijks leven. Het is niet denkbeeldig dat zij magische krachten wilden oproepen om hen te beschermen tegen onheil van boze geesten en assistentie zochten bij het verwerven van noodzakelijke middelen van bestaan.

Het tafereel FS 23, vervaardigd in de Wadi Mathendous, kan op meerdere manieren worden bezien. Was het een oproep aan de voorouders van de jager om hem te steunen bij zijn speurtocht om een geschikt dier te vinden en mogelijk als buit mee naar zijn woonplek te kunnen slepen? In dat geval zou hij zeker ook genoopt zijn om een deel als offer aan te bieden aan zijn voorouders? Of wilde hij de geest van het neer te schieten dier gerust stellen?

F.S. 23 – Wadi Mathendous

De foto van dit tafereel FS 23 geeft duidelijk aan dat deze man met pijl en boog in de rotsen is geslagen en vervolgens geslepen, waarschijnlijk circa 8000 jaar geleden in de Wadi Mathendous, zijrivier van de Oued Djerat in Fezzan.

Wie vervaardigde dit tafereel? Een kunstenaar die zich deze rotskunst eigen had gemaakt en in opdracht handelde van zijn familie of zijn stam waartoe hij of zij behoorde? Of de jager zelf, alvorens hij op stap ging en aan dit avontuur begon, gesterkt door de magische krachten die hij had opgeroepen?

In het boek van William H.Peck – Drawings from Ancient Egypt – London 1978 wordt vermeld dat circa 7000 jaar vanaf heden (VH) mensen zich gingen vestigen in dorpen langs de Nijl. Waarschijnlijk zal dit eerder al het geval zijn geweest langs de rivieren in de Fezzan regio langs de Oued Djerat in Z/O Libye.

Mathieu bezocht, samen met Martine, het dorp waar arbeiders woonden in de dodenvallei van Thebe, aan de westzijde van de Nijl bij Luxor. Vanaf 6000 VH zijn daar scherven gevonden met tekeningen die als voorstudies dienden voor de prachtige taferelen die in deze vallei ook heden ten dage nog bewonderd kunnen worden. In het boek van Peck wordt verondersteld dat deze kunstenaars ieder hun eigen vak goed beheersten en voorstudies maakten. Over de ruim 30 dynastiën die van circa 5000 VH tot 2500 VH in het Egypte van de Pharaos hebben bestaan is veel onderzoek verricht en materiaal beschikbaar. Waarschijnlijk zijn vooral via Nubië veel invloeden uitgewaaierd langs de Nijl naar Egypte en ook vanuit Fezzan en Tassili-N-Ajjer in de Hoggar. Maar vanuit de Maghreb en de Ibero-Mauretaanse cultuur zullen ook diverse stromingen zich verspreid hebben over de Sahara in de regenrijke periode. Tot heden heeft Mathieu slechts beperkte informatie op kunnen sporen over de wisselwerking van culturen tussen de Sahara en West Afrika.

Gelet op de kwaliteit van talrijke taferelen in de Sahara is het zeer wel mogelijk dat diverse vaardigheden werden beoefend door bekwame vaklieden die hun technisch kunnen ook hebben over gedragen aan hun kinderen. Samenwerking van specialisten bij het verwezenlijken van een groot kunstwerk ligt in de rede.

Op pagina 14 zijn twee taferelen FS 174 en FS 175 naast elkaar geplaatst. De toegepaste techniek betreft wederom het krassen in rotsen met een hard voorwerp en vervolgens met grote precisie met een geslepen steen bewerkt. Er is niets bekend over de makers van de taferelen, noch in Ahor, noch in Mammamet waar deze foto’s gemaakt zijn door de archeologen F. Gast en F. Colombel.

Zouden deze kunstenaars van rotstekeningen ook vooraf een schets hebben gemaakt, alvorens te beginnen met deze omvangrijke klus? Deden zij dit in opdracht, om een voorouder te eren? Hoopten zij hiermee deze voorouders gunstig te stemmen en mogelijk ook tegen onheil wat hen zou kunnen treffen? 

Of gaat het om afbeeldingen van Goden die vereerd werden? De godin Isis werd niet enkel in Egypte maar ook in een veel wijder territoir vereerd. Het staat vast dat kunstenaars in Egypte eerst schetsen hebben gemaakt van hun taferelen die in de grafheuvels rond Luxor werden afgebeeld.

De makers van de rotstekeningen, zijn ruim 5.000 jaar later gefotografeerd en opgenomen in dit prachtige boek van Karl Heinz Striedler – Felsbilder der Sahara -1984 / München. Je kunt toch met enige stelligheid vermoeden dat deze kunstwerken met de grootste zorg en aandacht zijn vervaardigd voor de eeuwigheid. Lof voor deze anonieme kunstenaars van weleer!!

F.S. 174 + F.S. 175